Wie vandaag naar Essen of Kalmthout kijkt, ziet gewoon Vlaanderen. Maar in de 17e en 18e eeuw zag de kaart van Europa er heel anders uit. Onze contreien maakten toen deel uit van de Zuidelijke Nederlanden, en die wisselden van eigenaar alsof het om schaakstukken ging in een groot Europees spel.
De Spaanse Nederlanden (1556 – 1714)
Na de dood van keizer Karel V in 1556 erfde zijn zoon Filips II het wereldrijk van Spanje. Daarmee kwamen ook de Zuidelijke Nederlanden – inclusief Brabant, Vlaanderen en Limburg – onder Spaanse Habsburgse heerschappij.
Het was de tijd van religieuze spanningen, zware belastingen en de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648), waarin de noordelijke provincies zich losmaakten en de Republiek der Verenigde Nederlanden vormden. Onze streek bleef echter in Spaanse handen.
De Oostenrijkse Nederlanden (1714 – 1794)
Na de Spaanse Successieoorlog kwam er een grote herverdeling van gebieden in Europa. Bij het Verdrag van Utrecht (1713-1714) werden de Zuidelijke Nederlanden niet langer bestuurd vanuit Madrid, maar overgedragen aan de Oostenrijkse tak van de Habsburgers.
Vanaf dan spraken we van de Oostenrijkse Nederlanden. Bestuur en leger kwamen uit Wenen, maar in de praktijk bleef de lokale adel en clerus erg invloedrijk. Het leverde een bonte mix op van Oostenrijkse regels en Brabantse gewoonten.
De Franse Tijd (1794 – 1815)
Lang duurde die Oostenrijkse periode niet. Tijdens de Franse Revolutie werden de Zuidelijke Nederlanden veroverd en ingelijfd bij Frankrijk. Pas na de val van Napoleon (1815) kwamen ze in een nieuwe constellatie terecht: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waaruit in 1830 uiteindelijk België ontstond.
Hoe liep de grens toen?
De Vrede van Münster (1648) legde de grens tussen noord en zuid officieel vast. Die liep ongeveer zoals vandaag tussen België en Nederland, maar was veel minder strak afgebakend.
Bergen op Zoom, Roosendaal en Nispen lagen in Staats gebied (de Republiek).
Essen, Kalmthout en Wuustwezel vielen onder Spaans, later Oostenrijks bestuur.
De Baronie van Breda behoorde tot de Republiek, maar grensde aan zuidelijke dorpen en was regelmatig twistpunt.
Er waren enclaves en exclaves, zoals we die vandaag nog kennen in Baarle-Hertog/Baarle-Nassau.
De grens was dus niet altijd even duidelijk. Geen slagbomen of hekken, wel linies, patrouilles en in tijden van spanning ook douaneposten.
En voor de gewone mens?
Vandaag Spaans, morgen Oostenrijks, later Frans – de namen en vlaggen wisselden, maar belastingen en regels bleven.
Aan de andere kant bood de poreuze lijn kansen om slim te handelen of te smokkelen.
En dat levert ons dan weer een hoop verhalen op die we beslist nog gaan verwerken in onze podcast ;-)